Internationaal liep Nederland voorop met het openstellen van het huwelijk voor mensen van gelijk geslacht. Maar er was wel een lange strijd nodig, voor het eerste homohuwelijk een feit was. Het koninkrijk bestaat binnenkort tweehonderd jaar. Trouw staat wekelijks stil bij belangrijke gebeurtenissen uit de nationale geschiedenis. Vandaag aflevering 54.
Twee mannen of twee vrouwen die al lang bij elkaar waren. Behoorlijk burgerlijk. Liefst geen migranten, maar autochtonen met oer-Hollandse koppen. Werkzaam in sympathieke beroepen, bijvoorbeeld de zorg of het onderwijs.
Eén mannen- en één vrouwenstel werden niet zomaar uitgezocht om met hun trouwen een juridische doorbraak te forceren. Ze voldeden aan een vooraf opgestelde profielschets. Ze blonken uit in gewoonheid.
Het begon in 1988 met een telefoontje van de in Best woonachtige jurist Jan Wolter Wabeke met zijn plaatsgenoot Henk Krol, hoofdredacteur van de Gay Krant. Na grondige studie had Wabeke in de wet geen beletsel maar zelfs mogelijkheden voor het huwelijk van mensen van het gelijke geslacht kunnen vinden. De twee besloten de strijd aan te gaan.
Het was bijna een militair voorbereide en geleide operatie. De mensen die de strijd voerden moesten zich aan strikte afspraken houden, geen fouten in de media maken en vooral een lange adem hebben. Wabeke schatte dat zo’n vijftien jaar geduld nodig was.
Een eerste succes werd al bereikt in 1989. Na een door de afdeling burgerzaken van de gemeente Amsterdam geweigerd huwelijk bepaalde de Amsterdamse rechtbank dat nergens in de wet stond dat het huwelijk alleen bedoeld was voor man en vrouw, maar dat de wetgever dit wel degelijk zo bedoeld had. Het beginnetje zat in de toevoeging dat de politiek wel iets moest regelen voor paren van gelijk geslacht.
Amsterdam was niet zomaar uitgekozen voor de eerste slag. Wabeke wist dat daar juridische kennis bestond bij de afdeling burgerlijke stand. En hij schatte de rechters in die stad liberaal genoeg in. Voor internationale media-aandacht was Amsterdam ook de juiste plaats.
Homoseksualiteit leek in Nederland lang niet te bestaan. Wie openlijk uitkwam voor zijn voorkeur voor mensen van hetzelfde geslacht, riskeerde ernstige maatschappelijke repercussies. Velen hielden – noodgedwongen – de heteroschijn op en leidden een dubbelleven.
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw werd het onderwerp langzaam maar zeker iets minder een taboe. Tot 1971 zijn in Nederland zo’n vijfduizend homoseksuelen vervolgd op basis van artikel 248bis uit het Wetboek van Strafrecht. In dat jaar werd die zedelijkheidsbepaling geschrapt. In 1973 verdween homoseksualiteit uit de DSM, het handboek met een overzicht van gangbare psychiatrische stoornissen. Voor die tijd pretendeerden sommige artsen en instellingen de ‘afwijking’ te kunnen behandelen. In religieus geïnspireerde tehuizen behoorde zelfs gedwongen castratie tot de gangbare ‘geneesmethodes’.
Bekende Nederlanders droegen bij aan verdere acceptatie. André van Duin en Jos Brink waren homo. Dat waren toch aardige en beschaafde jongens. Tegelijk bleef het zo op afstand. Homoseksualiteit bleef iets voor artiesten.
Wabeke was zelf in de jaren zeventig de eerste openlijke homoseksueel bij het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Wabeke’s man Jan Swinkels herinnert zich hoe hij zich tijdens een receptie voorstelde als vriend van Jan Wolter. Een echtgenote van een rechter begreep het niet: “Wat doet u dan hier?” Toen haar duidelijk werd dat Swinkels dé vriend was, riep ze op hoge toon: “Kán dat dan!?”
Vertrut instituut
Eind jaren tachtig ging het voorstellingsvermogen van veel mensen al een stuk verder. Maar bij openstelling van het burgerlijk huwelijk konden weinigen zich nog wat voorstellen. Hoge ambtenaren op het ministerie waren tegen, net als premier Ruud Lubbers en zijn partijgenoot Ernst Hirsch Ballin, de minister van justitie in Lubbers’ laatste kabinet. Laatstgenoemde zou later tot inkeer komen.
Tegenstand kwam ook uit de totaal andere hoek. De homobelangenorganisatie COC zag er aanvankelijk niets in. PvdA’er Hedy d’Ancona, minister van welzijn, volksgezondheid en cultuur, feministe en voormalig staatssecretaris van emancipatiezaken, evenmin. Homo’s en lesbo’s zaten toch niet te wachten op zo’n vertrut instituut als het huwelijk?
Het vergde uitleggen en nog eens uitleggen om publieke opinie en politiek op andere gedachten te brengen. Zoveel mogelijk wegblijven van de associatie van het huwelijk met het sacrament. Laten zien dat het voor de wet vooral een civielrechtelijk contract was met een dwingende werking richting pensioenfondsen, fiscus en ervende familieleden.
Langzaam begon er iets te schuiven. Gemeenten openden trouwregisters. Dat stimuleerde het nationale debat. De komst van paarse kabinetten hielp ook. In het eerste kwam staatssecretaris van justitie Elisabeth Schmitz met een voorstel voor het geregistreerd partnerschap. In het tweede baande haar opvolger Job Cohen de weg voor de openstelling van het huwelijk. De laatste aarzelingen gingen vooral over beeldvorming. Wat zou het buitenland er wel niet van zeggen?
Nederland stond al bekend als doorgeslagen in tolerantie. Dat beeld domineerde in 2001 ook in een artikel in het Amerikaanse blad Newsweek onder de kop ‘Playing by Dutch rules‘. Prostitutie, softdrugs, de gebruikelijke reeks kwam aan bod. Op het gebied van het homohuwelijk moet de verslaggever werkendeweg zijn teruggekomen van enkele vooroordelen. Bij de trouwfoto van Wabeke en Swinkels stond in het onderschrift dat ze een door en door burgerlijk stel waren.
Job Cohen sloot in datzelfde jaar 2001 ook, inmiddels burgemeester van Amsterdam, het eerste burgerlijk huwelijk tussen twee homo’s. De strijd had niet de geschatte vijftien, maar dertien jaar geduurd.
Dat juist Nederland internationaal voorop liep in de discussie en de wetgeving is volgens Wabeke terug te voeren op de volksaard. “Misschien schiet Nederland soms door in het alles kunnen zeggen, maar in dit geval was het een zegen. Het betekent dat er open over zaken kan worden gediscussieerd. Ik herinner me een discussie met juristen in hoge posities, waar op een zeker moment werd gesteld dat homo’s niet zouden mogen trouwen, omdat het huwelijk er is om kinderen te krijgen. Toen heb ik gevraagd wie er in dat gezelschap gesteriliseerd was. Zij mochten die argumentatie volgend ook niet meer trouwen. In een land als Duitsland zou het in zo’n officiële setting ondenkbaar zijn dat je zo’n vraag stelt. In Nederland kijken ze wel even raar, maar kunnen mensen er later ook best om lachen.”
Met een huwelijk voor iedereen zijn niet alle vooroordelen weg. Agressie tegen homo’s nam de afgelopen jaren zelfs toe. Toch verwacht Wabeke dat het potenrammen, met name door jonge mannen uit migrantengroepen, over zal gaan. “De tegengestelde beweging is sterker.” Cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau lijken zijn gelijk te bevestigen. De acceptatie van homoseksualiteit is in Nederland in de afgelopen jaren toegenomen.
Na de openstelling van het burgerlijk huwelijk volgden veel landen het Nederlandse voorbeeld. Wabeke: “In België had ik het wel verwacht. Spanje en een aantal Zuid-Amerikaanse landen hebben me prettig verrast. Het proces volgt steeds het Nederlandse patroon. Het kost drie regeerperiodes voor het erdoor is. Het eerste kabinet zal zich ertegen verzetten, een tweede zal het willen overwegen, een derde zal het voor zijn rekening willen nemen.”
Bron: Trouw.nl