EenVandaag: Interview Jan Wolter Wabeke

De strijd tussen verzekeraars en consumentenorganisaties in de woekerpolisaffaire “escaleert”. Verzekeraars en claimstichtingen verharden in hun toon en standpunten, waardoor een einde van de affaire waarschijnlijk nog jaren op zich laat wachten. Dat zegt voormalig Ombudsman financiële dienstverlening Jan Wolter Wabeke in EenVandaag.

Zie het hele interview op EenVandaag.nl

Jan Wolter Wabeke 2016

Jan Wolter Wabeke is grondlegger van het ‘homohuwelijk’

BEST – Jan Wolter Wabeke uit Best is de grondlegger van wat in de volksmond het homohuwelijk heet.

Zelf gebruikt hij dat woord nooit, want het homohuwelijk bestaat niet. “Het is een universeel huwelijk.” 13 jaar lang voerde Wabeke met een door hem opgerichte werkgroep processen, lobby’s en acties tot het 2e paarse kabinet het huwelijk in 2001 openstelde voor homo’s en lesbiennes. Hij wilde kunnen trouwen zoals een man en een vrouw, met dezelfde rechten en plichten.

Hetzelfde huwelijk

Daarom spreekt hij ook niet van een ‘homohuwelijk’, want het is hetzelfde huwelijk als alle andere. “Het is een vastlegging van duurzame zorgverantwoordelijkheid en solidariteit van twee mensen.”

Door zijn inzet heeft Wabeke een wereldwijde trend gezet. Kort nadat het huwelijk voor homo’s en lesbiennes werd opengesteld in Nederland, volgden andere landen.

Lees een uitgebreid interview met Wabeke in de Gelderlander van vrijdag 1 april 2016 of in de online editie.

Bron: gelderlander.nl

Jan Wolter Wabeke bij boekpresentatie Homo Politicus

Boek Homo Politicus (Coos Huijsen) verschenen

Onlangs is het boek Homo Politicus van Coos Huijsen verschenen.

In dit boek, met de subtitel “De eerste parlementarier ter wereld die uit de kast kwam”, wordt ook mijn rol voor de openstelling van het huwelijk beschreven.

Titel: Homo Politicus
Auteur: Coos Huijsen
Uitgever: Balans
ISBN: 9789460030949

“Een homo in de politiek – nog niet eens zo lang geleden was dat onvoorstelbaar. In de meeste landen is dat nog altijd zo. Toen Nederland in 1945 werd bevrijd, vormden de homoseksuelen een geminachte minderheid, en dat bleven ze nog jaren. De emancipatiestrijd moest nog worden gestreden, zowel maatschappelijk als persoonlijk. Deze strijd, waarin Nederland internationaal gezien een belangrijke rol heeft gespeeld, leverde in 2001 uiteindelijk het ‘homohuwelijk’ op, maar 25 jaar daarvoor ook de eerste parlementariër ter wereld die openlijk als homo uit de kast kwam.”

Mensen proberen vaker zelf vervolging af te dwingen

Het aantal mensen dat een klacht indient als het Openbaar Ministerie besluit geen vervolging in te stellen na aangifte van een strafbaar feit, neemt flink toe. In 2005 gebeurde dat nog 2.225 keer , in 2010 2.553 keer en vorig jaar 3.107 keer. Mensen zijn mondiger en de mogelijkheid een klacht in te dienen, is bekender geworden, stelt raadsheer Jan Wolter Wabeke. Ongeveer 10 procent van de klagers krijgt gelijk.

Lees verder Mensen proberen vaker zelf vervolging af te dwingen

Video interview: ‘Nederland heeft geen homohuwelijk’

Raadsheer Jan Wolter Wabeke is een van de grondleggers van het homohuwelijk. Tegelijkertijd “bestaat dat huwelijk helemaal niet”, zegt hij stellig.

Immers heb je in Nederland geen “brevet van geaardheid” nodig om te trouwen. “Nederland heeft geen homohuwelijk, net zoals we geen negerhuwelijk hebben”, zegt Wabeke. “We hebben een huwelijk en dat is hetzelfde voor iedereen.”

Als gerenommeerd jurist en “gay” heeft Wabeke met name achter de schermen veel betekend voor het organiseren van het vrije huwelijk. “Ik bleef op de achtergrond vanwege mijn beroep”, zegt hij.

80-urige werkweek

Inmiddels 67 jaar oud werkt Wabeke nog steeds, maar “de 80-urige” werkweek is voorbij. “Op mijn zeventigste moet ik stoppen als rechter, dat komt door een oude wet die ervan uitgaat dat je niet veel ouder wordt.”

Maar helemaal stoppen zal voor iemand met een indrukwekkend CV wel lastig zijn. Wabeke was actief als Ombudsman op het gebied van verzekeringen en financiële instellingen. In die functie zag hij ook het controlestelsel op de branche verbeteren, met onder meer de komst van de AFM.

Woekerpolissen zullen volgens hem anno 2015 minder snel worden afgesloten, “omdat je als
financieel ondernemer minder snel kunt aanrommelen en je klanten misleiden.”

Bron: 7ditches.tv

Vijf vragen over de woekerpolisaffaire

Al jaren sleept de woekerpolisaffaire in Nederland zich voort. Met de komst van allerlei nieuwe massarechtszaken en claimorganisaties lijkt het alleen maar erger te worden.

Eigenlijk wel. Al in 2008 werd onder leiding van de toenmalige financiële ombudsman Jan Wolter Wabeke een nationale compensatienorm vastgesteld. Daar waren alle verzekeraars en belangrijke consumentenorganisaties bij betrokken. Aan de hand van de zogeheten Wabekenorm stelden partijen vast dat verzekeraars maximaal 2,5 tot 4 procent van de premie van de verzekering hadden mogen inhouden voor kosten. Verzekeraars beloofden op basis van die regelingen ongeveer 3 miljard euro terug te geven aan hun klanten, bij wijze van compensatie voor de zeven miljoen polissen die ze sinds begin jaren negentig hebben afgesloten.

Lees verder op Volkskrant.nl

Volkskrant: Geen duidelijke winnaar in EU-zaak over woekerpolis

Het Europese Hof van Justitie heeft een soort salomonsoordeel geveld in een woekerpoliszaak waar al maanden in Nederland naar werd uitgekeken. Zowel verzekeraars als de claimorganisaties eisen nu een overwinning op, omdat de rechter nog onduidelijkheid laat bestaan.

Alle betrokkenen keken al maanden uit naar de uitspraak, omdat die voor eens en altijd licht had moeten schijnen op de afwikkeling van de Nederlandse woekerpolisaffaire. Een in eerste instantie individuele procedure tussen een polishouder en de verzekeraar, werd door alle partijen als een proefproces gezien voor de hele verzekeringssector. Of de verzekeraars zouden voor eens en voor altijd van zijn van de claims af die hen al jaren achtervolgen, of de consumenten zou het ultieme rechtsmiddel krijgen om massaclaims in te dienen. Het Hof wijst echter geen duidelijke winnaar aan.

In de woekerpoliszaken draait het tot nu toe steeds om de vraag of verzekeraars al of niet onterecht kosten hebben ingehouden en daar vooraf duidelijk over waren op het polisblad. Verzekeraars zeggen dan dat ze zich altijd netjes aan de minimale voorschriften in de toen geldende wet en de Europese richtlijn hebben gehouden. Woekerpolisadvocaten beroepen zich op zachtere regels, zoals de juridische bepaling als redelijkheid en billijkheid. Verzekeraars hadden volgens hen een extra zorgplicht toen ze de polissen afsloten en hadden beter op de polisbladen moeten vermelden waar de consumenten aan toe waren. Als dat duidelijk was, hadden ze de verzekering nooit afgesloten.

Zelf bepalen

Het Hof zegt nu dat de Nederlandse rechters zelf mogen bepalen of ze de zachte, voor de consumenten gunstige regels hanteren, maar mogen daarin ook weer niet te ver gaan. Ze moeten er ook rekening mee houden dat verzekeraars niet helderziend zijn en van te voren precies kunnen weten hoe ze over welke kosten hadden moeten communiceren.

‘Per woekerpoliszaak moeten rechters dat vaststellen. De uitspraak verplicht ze tot niets’, zegt Danny Bussch, hoogleraar financieel recht aan de Radboud Universiteit. ‘Het is niet zo dat je met deze uitspraak bij de politiek of verzekeraars opeens een nationale collectieve compensatie kunt afdwingen.’ Het Europese oordeel werd afgedwongen door Nationale-Nederlanden in een op zich kleine zaak waarin de Rotterdamse rechtbank in 2012 in een tussenvonnis een verzekerde al in het gelijk stelde. De verzekeraar sloot in totaal ongeveer 500 miljoen van dit soort polissen af en voert momenteel juridische strijd met meerdere collectieve claimorganisaties. Via de Europese rechtsgang wilde Nationale-Nederlanden voor eens en voor altijd af dwingen dat de Nederlandse rechters zich aan de minimumeisen in de Europese richtlijn moeten houden.

Vorig jaar werd de zaak opeens veel groter omdat de belangrijkste adviseur van het Hof van Justitie, Eleanor Sharpston, in haar advies aan de rechters opeens oordeelde dat bij goed lezen van de Europese richtlijn de zachte regels er al in staan. Volgens Sharpston hadden verzekeraars ten alle tijden duidelijk moeten zijn over de kosten. Het Hof heeft dit advies niet op die manier overgenomen.

Bron: Volkskrant

Jan Wolter Wabeke 2014

Wabeke: ‘Geen norm gesteld, maar een aanbeveling gegeven’

De Wabeke-norm was volgens Jan Wolter Wabeke nooit bedoeld als een norm, maar slechts een aanbeveling. Dat zijn aanbeveling uiteindelijk werd uitonderhandeld tot een norm, ging volledig buiten Wabeke om. Dat zegt de voormalig ombudsman van KiFiD in een gesprek dat hij twee jaar geleden had met René Graafsma, eigenaar van Claimexperts. Graafsma heeft het gesprek vandaag naar buiten gebracht.

Wabeke stelt in het gesprek met Graafsma duidelijk dat hij er niet tevreden mee was dat zijn aanbeveling tot een norm werd uitgebouwd: “Wat minder prettig was dat men bleef roepen dat die ombudsman er maar niks van begrepen had en dat hij een norm had gesteld. Allebei was niet waar. Ik had het naar mijn smaak dondersgoed begrepen. Het week ook helemaal niet zo ontzettend veel af van die percentages van wat uiteindelijk in die overeenkomst met die stichtingen is vastgelegd. En ik had bovendien geen norm gesteld, maar een aanbeveling gegeven. Alles is uiteindelijk wel een aanbeveling. Ja, zo van: probeer het zo eens. En dus van enige norm was geen sprake. Dus vond ik het een beetje een vervelende spin om daar een soort Wabeke-norm daarvan te gaan maken, waardoor het een soort status kreeg die het helemaal niet verdiende.”

Redelijk

Volgens Wabeke kan de aan zijn naam verbonden norm niet als een norm beschouwd worden: “Want bij een norm, dan stel je vast dat dat het enige redelijke is. En dat valt toch helemaal te bezien. Omdat er heel veel zaken niet onder zo’n aanbeveling te brengen zijn. Er zijn heel veel zaken waarin de klant luid en duidelijk begrepen heeft met wat voor kosten hij te maken had en met wat voor beleggingsrisico’s. En die mensen hadden eigenlijk helemaal geen recht op enige vergoeding. En er was natuurlijk ook de tussenpersoon niets te verwijten. En die waren echt bij duizenden, dat soort zaken. Maar ze konden toch gebruik maken van die regeling.”

Wabeke vervolgt: “En er waren andere zaken waar de consument klip en klaar besodemieterd was. Iets anders aangeleverd had gekregen dan die had besteld. Zaken waarin je kon bewijzen dat op de aanvraagformulieren iets anders was aangekruist, dan ze hebben gekregen. Toen had je nog geen dienstverleningsdocumenten, maar er waren soms wel zaken vastgelegd in documenten. En die mensen waren gewoon misleid. Die hebben dan recht op veel meer dan in de aanbeveling staat. Namelijk: terugdraaien van de hele overeenkomst. Want het is misleiding en zo staat het in het burgerlijk recht. Met andere woorden: Zowel links als rechts van die aanbeveling was er nog genoeg maatwerk te leveren.”

Voorbeeldzaken

Wabeke beschrijft ook hoe zijn aanbeveling tot stand kwam. Hij vertelt dat er geen eenduidige voorbeeldzaken kwamen. “Maar een, laten we zeggen, representatieve zaak waar iedereen het over eens is dat dit voorbeeld typisch is voor het probleem, die heb ik niet. Ik kan er zelf een bedenken. Maar dan heb ik hem zelf bedacht. En toen heb ik gewoon uit de stapels van verschillende aanbieders een aantal zaken geplukt waarvan ik dacht: die lijkt mij het meest representatief voor het probleem. Dan ga ik in die zaak gewoon aan het werk. Dat leidde er toe dat ik op een gegeven moment, om een lang verhaal kort te maken, tot een soort concept kwam van een soort aanbeveling.”

Maar bij het vervolgproces, waarin de ‘soort aanbeveling’ van Wabeke door claimpartijen en Delta Lloyd werd uitgewerkt tot een norm, was de toenmalig ombudsman zelf niet aanwezig. “En toen heb ik nog twee nachten in het hotel in Amsterdam gezeten vlakbij de locatie waar ze zaten te vergaderen om op afroep beschikbaar te zijn om in te springen. En af en toe via de telefoon op bepaalde dingen wat commentaren te geven. Maar de stichtingen hadden op dat moment geen behoefte aan andere mensen erbij.” René Graafsma: “Dus jij was wel in de buurt, maar je was niet nodig?” Wabeke: “Nee, ik was niet in die zaal waar dat toen gebeurde, in het kantoor van een van de partijen.”

Wabeke laat desgevraagd weten dat hij geen behoefte heeft om op het artikel in te gaan. Hij geeft aan dat het interview met Graafsma niet geautoriseerd is, maar dat hij geen noodzaak ziet om zich van de inhoud te distantiëren.

Bron: amweb.nl

In Trouw: 1988, Strijd voor een truttig papiertje

Internationaal liep Nederland voorop met het openstellen van het huwelijk voor mensen van gelijk geslacht. Maar er was wel een lange strijd nodig, voor het eerste homohuwelijk een feit was. Het koninkrijk bestaat binnenkort tweehonderd jaar. Trouw staat wekelijks stil bij belangrijke gebeurtenissen uit de nationale geschiedenis. Vandaag aflevering 54.

Twee mannen of twee vrouwen die al lang bij elkaar waren. Behoorlijk burgerlijk. Liefst geen migranten, maar autochtonen met oer-Hollandse koppen. Werkzaam in sympathieke beroepen, bijvoorbeeld de zorg of het onderwijs.

Eén mannen- en één vrouwenstel werden niet zomaar uitgezocht om met hun trouwen een juridische doorbraak te forceren. Ze voldeden aan een vooraf opgestelde profielschets. Ze blonken uit in gewoonheid.

Het begon in 1988 met een telefoontje van de in Best woonachtige jurist Jan Wolter Wabeke met zijn plaatsgenoot Henk Krol, hoofdredacteur van de Gay Krant. Na grondige studie had Wabeke in de wet geen beletsel maar zelfs mogelijkheden voor het huwelijk van mensen van het gelijke geslacht kunnen vinden. De twee besloten de strijd aan te gaan.

Het was bijna een militair voorbereide en geleide operatie. De mensen die de strijd voerden moesten zich aan strikte afspraken houden, geen fouten in de media maken en vooral een lange adem hebben. Wabeke schatte dat zo’n vijftien jaar geduld nodig was.

Een eerste succes werd al bereikt in 1989. Na een door de afdeling burgerzaken van de gemeente Amsterdam geweigerd huwelijk bepaalde de Amsterdamse rechtbank dat nergens in de wet stond dat het huwelijk alleen bedoeld was voor man en vrouw, maar dat de wetgever dit wel degelijk zo bedoeld had. Het beginnetje zat in de toevoeging dat de politiek wel iets moest regelen voor paren van gelijk geslacht.

Amsterdam was niet zomaar uitgekozen voor de eerste slag. Wabeke wist dat daar juridische kennis bestond bij de afdeling burgerlijke stand. En hij schatte de rechters in die stad liberaal genoeg in. Voor internationale media-aandacht was Amsterdam ook de juiste plaats.

Homoseksualiteit leek in Nederland lang niet te bestaan. Wie openlijk uitkwam voor zijn voorkeur voor mensen van hetzelfde geslacht, riskeerde ernstige maatschappelijke repercussies. Velen hielden – noodgedwongen – de heteroschijn op en leidden een dubbelleven.

Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw werd het onderwerp langzaam maar zeker iets minder een taboe. Tot 1971 zijn in Nederland zo’n vijfduizend homoseksuelen vervolgd op basis van artikel 248bis uit het Wetboek van Strafrecht. In dat jaar werd die zedelijkheidsbepaling geschrapt. In 1973 verdween homoseksualiteit uit de DSM, het handboek met een overzicht van gangbare psychiatrische stoornissen. Voor die tijd pretendeerden sommige artsen en instellingen de ‘afwijking’ te kunnen behandelen. In religieus geïnspireerde tehuizen behoorde zelfs gedwongen castratie tot de gangbare ‘geneesmethodes’.

Bekende Nederlanders droegen bij aan verdere acceptatie. André van Duin en Jos Brink waren homo. Dat waren toch aardige en beschaafde jongens. Tegelijk bleef het zo op afstand. Homoseksualiteit bleef iets voor artiesten.

Wabeke was zelf in de jaren zeventig de eerste openlijke homoseksueel bij het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Wabeke’s man Jan Swinkels herinnert zich hoe hij zich tijdens een receptie voorstelde als vriend van Jan Wolter. Een echtgenote van een rechter begreep het niet: “Wat doet u dan hier?” Toen haar duidelijk werd dat Swinkels dé vriend was, riep ze op hoge toon: “Kán dat dan!?”

Vertrut instituut

Eind jaren tachtig ging het voorstellingsvermogen van veel mensen al een stuk verder. Maar bij openstelling van het burgerlijk huwelijk konden weinigen zich nog wat voorstellen. Hoge ambtenaren op het ministerie waren tegen, net als premier Ruud Lubbers en zijn partijgenoot Ernst Hirsch Ballin, de minister van justitie in Lubbers’ laatste kabinet. Laatstgenoemde zou later tot inkeer komen.

Tegenstand kwam ook uit de totaal andere hoek. De homobelangenorganisatie COC zag er aanvankelijk niets in. PvdA’er Hedy d’Ancona, minister van welzijn, volksgezondheid en cultuur, feministe en voormalig staatssecretaris van emancipatiezaken, evenmin. Homo’s en lesbo’s zaten toch niet te wachten op zo’n vertrut instituut als het huwelijk?

Het vergde uitleggen en nog eens uitleggen om publieke opinie en politiek op andere gedachten te brengen. Zoveel mogelijk wegblijven van de associatie van het huwelijk met het sacrament. Laten zien dat het voor de wet vooral een civielrechtelijk contract was met een dwingende werking richting pensioenfondsen, fiscus en ervende familieleden.

Langzaam begon er iets te schuiven. Gemeenten openden trouwregisters. Dat stimuleerde het nationale debat. De komst van paarse kabinetten hielp ook. In het eerste kwam staatssecretaris van justitie Elisabeth Schmitz met een voorstel voor het geregistreerd partnerschap. In het tweede baande haar opvolger Job Cohen de weg voor de openstelling van het huwelijk. De laatste aarzelingen gingen vooral over beeldvorming. Wat zou het buitenland er wel niet van zeggen?

Nederland stond al bekend als doorgeslagen in tolerantie. Dat beeld domineerde in 2001 ook in een artikel in het Amerikaanse blad Newsweek onder de kop ‘Playing by Dutch rules‘. Prostitutie, softdrugs, de gebruikelijke reeks kwam aan bod. Op het gebied van het homohuwelijk moet de verslaggever werkendeweg zijn teruggekomen van enkele vooroordelen. Bij de trouwfoto van Wabeke en Swinkels stond in het onderschrift dat ze een door en door burgerlijk stel waren.

Job Cohen sloot in datzelfde jaar 2001 ook, inmiddels burgemeester van Amsterdam, het eerste burgerlijk huwelijk tussen twee homo’s. De strijd had niet de geschatte vijftien, maar dertien jaar geduurd.

Dat juist Nederland internationaal voorop liep in de discussie en de wetgeving is volgens Wabeke terug te voeren op de volksaard. “Misschien schiet Nederland soms door in het alles kunnen zeggen, maar in dit geval was het een zegen. Het betekent dat er open over zaken kan worden gediscussieerd. Ik herinner me een discussie met juristen in hoge posities, waar op een zeker moment werd gesteld dat homo’s niet zouden mogen trouwen, omdat het huwelijk er is om kinderen te krijgen. Toen heb ik gevraagd wie er in dat gezelschap gesteriliseerd was. Zij mochten die argumentatie volgend ook niet meer trouwen. In een land als Duitsland zou het in zo’n officiële setting ondenkbaar zijn dat je zo’n vraag stelt. In Nederland kijken ze wel even raar, maar kunnen mensen er later ook best om lachen.”

Met een huwelijk voor iedereen zijn niet alle vooroordelen weg. Agressie tegen homo’s nam de afgelopen jaren zelfs toe. Toch verwacht Wabeke dat het potenrammen, met name door jonge mannen uit migrantengroepen, over zal gaan. “De tegengestelde beweging is sterker.” Cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau lijken zijn gelijk te bevestigen. De acceptatie van homoseksualiteit is in Nederland in de afgelopen jaren toegenomen.

Na de openstelling van het burgerlijk huwelijk volgden veel landen het Nederlandse voorbeeld. Wabeke: “In België had ik het wel verwacht. Spanje en een aantal Zuid-Amerikaanse landen hebben me prettig verrast. Het proces volgt steeds het Nederlandse patroon. Het kost drie regeerperiodes voor het erdoor is. Het eerste kabinet zal zich ertegen verzetten, een tweede zal het willen overwegen, een derde zal het voor zijn rekening willen nemen.”

Bron: Trouw.nl